Al Pacino heeft na ruim 50 jaar nog niets van zijn drive verloren. JFK sprak met de 79-jarige legende in Londen. Een van de laatst overgebleven acteergrootheden. Ja, voordat je begint: zijn laatste jaren zijn allesbehalve bijzonder op filmgebied. De dagen van Serpico, Dog Day Afternoon, The Godfather, Scarface, Glengarry Glenn Ross en Carlito’s Way zijn er niet meer. Maar nog steeds waren er uitschieters met Heat, Donnie Brasco, Angels in America, The Insider, Insomnia en recentelijk natuurlijk The Irishman en Once Upon a Time in Hollywood.

Welke momenten springen eruit in uw carrière van alweer meer dan 50 jaar?

‘Dat vind ik zo’n lastige. Ik hou het altijd bij wat er voor het publiek uitspringt. Mensen komen elke dag naar mij toe vanwege Godfather en Scarface. Ik vind dat niet erg. Dog Day Afternoon is ook een favoriet van mij, maar Scarface blijft bijzonder. Een rol die ik eigenlijk heb gejat van acteur Paul Muni, die de rol al in 1932 speelde. En dat doen we als acteurs, natuurlijk jat je niet één-op-één, maar je vindt er wel de inspiratie. Ik zag de film in een hele kleine bioscoop op Sunset Boulevard in Los Angeles. Ik zag Muni en ik kan mij nog dat verheugde gevoel herinneren omdat ik toen wist hoe ik die rol in de geüpdatete versie moest aanpakken.’

Heeft u spijt van een film?

‘Spijt wil ik het niet noemen. Natuurlijk heb ik wel fouten gemaakt, maar elk project begin ik oprecht met het idee dat ik er iets moois van wil maken. Dat het je niet lukt om het juiste karakter te vinden of dat je de verkeerde film hebt uitgekozen, dat kan. Maar elke film, serie of toneelstuk is een deel van mij en heeft mij gevormd. Zowel creatief als persoonlijk.’

Teleurstellingen zijn daar een onlosmakelijk deel van?

‘Als je ruim 50 jaar acteert, dan mag je blij zijn als je een paar films hebt die het overleven. Op meer dan dat kan je niet hopen. Ik kijk niet vaak terug. De goede dingen onthoud en waardeer ik, de rest laat ik los. En stoppen, zolang ik mijzelf nog steeds kan verrassen of mezelf overgeven aan een jong nieuw talent, nooit.’

Wat is het beste advies dat u ooit heeft gekregen én gegeven in al die jaren?

(lacht) ‘Marlon Brando zei ooit tegen mij dat ik nooit in een rechtszaak moest belanden en niet naar Los Angeles moest verhuizen. Nou, één daarvan is mij gelukt. Ook zei iemand ooit: ‘The worst vice is advice’. Dat gezegd hebbende, ik probeer nooit veel advies te geven, tenzij een medespeler erom vraagt. Wel probeer ik een hele comfortabele sfeer te creëren op de set. Ik ben mij bewust van het effect dat ik op mensen heb. Ik ben ook maar een mens en relativeer mijzelf als eerste, maar dat effect is er gewoon als mensen met je films zijn opgegroeid. Dat ijs probeer ik altijd meteen te breken. We zijn een team als we een film maken, dus iedereen moet op een gelijk speelveld opereren.’

Wat is er minder aan het zijn van een – om het maar even te chargeren – legende?

‘Heb je even!? Haha, ik maak het al decennialang mee en je went er aan. Maar het gaat van ‘ja-knikkers’ tot mensen die van je willen profiteren of gewoon geilen op je succes. Ik ben heel goed geworden in het spotten van dat soort figuren en omring mij er niet mee.’

En in het dagelijkse leven?

Mensen verwachten soms dat ik larger than life ben. Ik vind het knap dat mensen als Dwayne ‘The Rock’ Johnson dat kunnen ‘aanzetten’. Ik kan dat niet. Ik doe aardig en waardeer de aardige woorden, hopelijk is dat genoeg.’

Had u tijd nodig om aan de roem te wennen?

‘Absoluut. Ik ben ook veranderd in de manier waarop ik daarmee omga. Faam is bizar als dat je overkomt en maar weinig mensen begrijpen de uitdagingen. Niet dat ik klaag hoor. Toen ik The Irishman maakte met Bobby (Robert De Niro red.) spraken we erover. We hebben niet vaak samengewerkt, maar onze carrières liepen parallel aan elkaar. Twee onbekende acteurs uit New York die opeens omhoog schoten. Zo nu en dan ontmoeten we elkaar, op een event of bij films en dan is er altijd een instant hechte band. Ook al zien we elkaar in ons dagelijks leven niet vaak, we weten van elkaar dat we een spreekwoordelijke loterij hebben gewonnen. Dus een knikje is genoeg.’

Het weerhoudt u van niets?

’Nee, zeker niet. Ik leefde een aantal jaren redelijk als een kluizenaar, maar vind het nu geweldig om onder de mensen te zijn. Kop koffie halen, eten in een lunchtentje, heerlijk.’

Is faam of beroemd zijn anders geworden?

‘Er zijn tegenwoordig een hoop meer beroemdheden. Of dat goed is, ik weet niet of ik daarover wat moet zeggen. Nou ja, waarom ook niet. Beroemd worden lijkt tegenwoordig al een doel op zich. Het waarom lijkt een afterthought. Ik wil niet generaliseren en overkomen als een oude zeur, maar ik heb het gevoel dat sommigen tegenwoordig eerder van hun passie afstappen om maar ‘beroemd te worden’, dan dat ze doen wat ze voldoening geeft.’

Wil je meer Al Pacino? Het complete interview met de acteur is verschenen in JFK 82.

(Tekst: Jorrit Niels)

Advertentie

Reacties

Meer
Advertentie