Hij mag dan vicepremier en minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn. Hugo de Jonge is ook gewoon een echtgenoot die met z’n vrouw heel Netflix leegkijkt en op zaterdagochtend zijn zoon aanmoedigt op het voetbalveld. We spraken hem in april 2019 over zijn werk, ouder worden en de balans vinden met zijn privéleven.

Neemt u uw werk mee naar huis?

Welke baan ik ook had – of dat nu leraar was op een school in Rotterdam-Zuid of politiek adviseur – mijn werk is altijd heel bepalend geweest voor mijn dag. Je kunt wel stellen dat ik er 24/7 mee bezig ben. Dat is als minister niet anders. Ik heb dagen die van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat zijn volgepland. En daarna moet ik nog een tas doen, soms twee. Die worden klaargezet door de dames van het secretariaat en zitten meestal ramvol wetsvoorstellen, nota’s en wetsvoorstellen. Die neem ik thuis allemaal door, ongeacht hoe laat het is. Als ik dat niet doe, dan heb ik het gevoel dat ik niet goed ben voorbereid. Maar goed, je moet ook tijd maken voor thuis.’ 

Is het lastig om een goede balans te vinden tussen privé en werk? 

Mijn werk staat heel centraal, wat in combinatie met een gezin en jonge kinderen natuurlijk niet altijd even gemakkelijk is. Wat ik probeer, is om elke ochtend thuis te ontbijten. Ik pers jus d’orange, dek de tafel en vraag aan de kinderen wat ze gaan doen en wat hen bezighoudt. Dat gesprek wil ik iedere dag even met ze kunnen voeren. Voor het slapengaan wil ik altijd nog even een serie kijken met m’n vrouw: La Casa de Papel, Borgen, Narcos – we kijken heel Netflix leeg. 

Had u verwacht dat het ministerschap zo intens zou zijn? 

‘Ik heb hiervoor gewerkt als wethouder en als politiek adviseur, dus ik wist wat ik kon verwachten. Destijds werkte ik tachtig à honderd uur per week, dat is nu ongeveer hetzelfde. De manier van werken is ook goed vergelijkbaar: je hebt een grote tent met ambtenaren aan te sturen, je hebt voorstellen te doen aan de volksvertegenwoordiging of de Kamer, je hebt aan journalisten te vertellen wat je aan het doen bent. Het verschil is dat alles wat je als minister doet nog meer onder een vergrootglas ligt. Dat maakt het werk nog intenser.’  

Politici lijken vaak sneller te verouderen dan ‘gewone’ mensen. Geldt dat ook voor u? 

Lachend: ‘Ik hoop het niet. Wacht, ik pak er een foto bij.’ Hij scrolt een minuut door zijn telefoon en laat een foto zien van zichzelf als wethouder in 2010. ‘Wat was ik nog een broekie toen, haha. En kijk, deze is recenter genomen. Volgens mij valt het wel mee met die veroudering, toch? Qua vermoeidheid valt het ook wel mee. Je moet op je slaap letten en je moet goed opletten dat je blijft sporten. Ik loop elk weekend tien kilometer hard en ren doordeweeks een keertje vijf kilometer. Daarnaast drink ik weinig alcohol. Als ik moet werken sowieso niks, hooguit ’s avonds laat een wijntje. De rest bewaar ik voor het weekend.’  

Uw geheime wapen is de zonnebank, verklapte u bij Eva Jinek. Is dat nog steeds zo?

Jaaa, dat doe ik van tijd tot tijd.’  

Is het niet raar dat de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport onder de zonnebank gaat? 

‘Weet je, ik ben minister, ik ben geen monnik. Die zonnebank hoort er voor mij een beetje bij. Als je lang niet in de zon heb gezeten, gaan mensen anders toch zeggen: ‘Wat zie je er beroerd uit.’ Hoor je dat drie keer op een dag, dan ga je je vanzelf beroerd voelen, haha. Doe je het met mate, dan kan het ook niet zo’n kwaad.’ 

Wat is uw grootste zonde? 

‘De zonnebank. Nee joh. Doe alles met mate, zei mijn moeder altijd, dan kan er ook een heleboel. Daar sta ik volledig achter.’ 

Duikt u bijvoorbeeld wel eens een avond de kroeg in? 

‘Nee, never. De laatste keer is denk ik een half jaar geleden. Vrienden en familie schieten er toch vaak een beetje bij in. Dat is jammer, maar je kunt niet alles doen. Ik kan mezelf niet in tweeën knippen. En als ik dan toch moet kiezen, dan kies ik meestal voor thuis. Dat is dan toch het belangrijkste.’  

Is het ingewikkeld om ergens een biertje te drinken als je minister bent? 

‘Ik word wel herkend natuurlijk. Dat gebeurt in toenemende mate. Ik vind dat zelf niet zo’n probleem, maar mijn 11-jarige dochter wel. Als ik op zaterdag aan haar vraag of ze meegaat naar de groenteboer, zegt zij: ‘Dat is goed, maar ik ga alleen mee als je met niemand gaat praten. Je moet tijd voor mij hebben.’ Daar heeft ze ook gelijk in.’  

Het complete interview met minister Hugo de Jonge lees je in JFK 76.

(Tekst: Fleur Baxmeier / Fotografie: Ruud Baan)

Advertentie

Reacties

Meer
Advertentie