Ik verveel mij. Het leven weigert mij te inspireren. Als ik uit het raam kijk, zie ik alleen maar de rolgordijnen die op half zeven hangen en daaronder een te verwaarlozen streep straat met een strontkleurige automobiel erin die stilstaat. Ik zucht van binnen.
Ik kijk op mijn telefoon. Niemand belt. Dat is eigenlijk maar goed ook, want ik hou er helemaal niet van gebeld te worden en nog veel minder van opnemen op zo’n moment. De gedachte aan het horen van mijn eigen stem doet me geïrriteerd walgen en in gedachte steek ik mijn tong uit met mijn ogen dicht om aan die emotie gestalte te geven. Toch ben ik beledigd dat niemand aan mij denkt.
De televisie staat uit. Er is vast niks op geen van de tweehonderd of iets dergelijks digitale kanalen waar ik maandelijks een onzinbedrag voor betaal. De twee afstandsbedieningen liggen net buiten bereik bovendien en als ik moet bewegen om erbij te komen, moet ik de laptop weer van mijn schoot halen die op mijn schoot ligt en waar dertien tabbladen op open staan die me allemaal beschuldigend aanstaren, maar evenwel toch niet kunnen bekoren.
Even overweeg ik naar buiten te gaan en de stad in. Ik zou dan geld uit kunnen geven om mezelf op te beuren en dan bijvoorbeeld in een boekwinkel. Ik leef helemaal op bij de gedachte aan een tasje met drie of vier gloednieuwe romans, werken van non-fictie, graphic novels of nog weer iets heel anders, maar dan bedenk ik dat de stapel met ongelezigheden die nog in huis ligt ondertussen groteske vormen aan begint te nemen. Het is maar beter ook wellicht, want ik wist toch niet welke schoenen ik zou willen aantrekken om nog maar te zwijgen van welke jas daarmee te combineren.
Was ik maar een zonnestraaltje of een dichtbundel of een pot met hazelnotenpasta. Ik stel me een leven voor als goudvis die in een staat van schijndood door de wc gespoeld is door zijn eigenaresse, een meisje van 8 dat net een waardevolle levensles geleerd heeft door dit schijnoverlijden van mij. Ergens halverwege de stadsgrenzen kom ik weer tot leven in de riolering. In de ondergrondse pijpen maak ik vrienden met gemuteerde tampons en krokodillen die door de plee gespoeld zijn en ratten met zonnebrillen op. Ik sluit ze in mijn hart, want zo ben ik.
Reacties