Op een setje trappers na, zit er geen verschil tussen een fatbike en een snorfiets. Dat meent Henk van Straten, die met argusogen kijkt naar hoe Nederland omspringt met de opgevoerde fatbike. Hoewel hij zijn hart vasthoudt voor de jeugd, proeft hij ook jaloezie: ‘Wat had ik graag op zo’n ‘kindermotor’ gereden.’

Er is iets aan de hand in Nederland. We worden overspoeld door nieuwkomers. Er is sprake van een tsunami, een invasie. We worden gedwongen om plaats voor hen te maken, deze vreemdelingen die denken meer rechten te hebben dan wij en doen alsof de wet voor hen niet geldt. Ze drukken ons van de openbare weg af, eigenen zich de publieke ruimte toe. Er zitten criminelen tussen! Desondanks zijn het deze types die, in de race die het leven is, als eerste arriveren.

Tot hier en niet verder, zeg ik dus. Dit land is al te vol, te onoverzichtelijk. Als we nu niet in opstand komen dan nemen ze alles over en is er voor ons geen plaats meer. Het is nu of nooit. De fatbike-rijder moet worden gestopt. Denk ik…

Eerlijk gezegd weet ik het niet. Ik kom er niet uit. En daarin ben ik overduidelijk niet de enige. De wetgevende macht weet zich er ook geen raad mee. Noch de politie. We zijn verward. Die verwarring begint al bij de definitie. Want wat ís een fatbike eigenlijk? Laten we daar eens beginnen, voordat we het hebben over schoolkinderen die zonder helm met vijftig kilometer per uur lachend door rood knallen, hun kleine broertje achterop de buddyseat, driftig swipend op een mobieltje.

Lees ook: Politie zet rollerbank in tegen opgevoerde fatbikes, zo hoog is de boete

Een fiets met geschiedenis

Een poosje was ik in de veronderstelling dat het een merk betrof. Een fietsenmerk dus. Maar het blijkt een fietstype te zijn. Andere namen ervoor zijn fat-tire bike en snow bike. We hebben het over een off-road fiets met vette banden van zo’n tien centimeter breed, bedoeld om over zachte ondergrond te rijden; denk aan modder, sneeuw of strandzand. Al begin twintigste eeuw doken ze op. Er bestaat een nieuwsbericht uit 1932 waarin melding wordt gedaan van ene W. Ritchie, een fietsenmaker die een bicycle fitted with balloon tires had gemaakt. Pas later verschenen de eerste commercieel geproduceerde modellen. In 1986 doorkruiste een Fransman genaamd Jean Naud de Sahara op een fatbike met prototype-banden van Michelin.

Een fiets met geschiedenis dus. Verdomme, dat maakt het toch weer moeilijker om ze zonder nuance te verfoeien en verbieden. Maar goed, het dilemma waarmee wij in Nederland momenteel kampen gaat natuurlijk om de elektromotor die ín de fatbike zit, meer dan om de fatbike zelf. De fatbike zelf is meer een omhulsel, een vehikel, een geraamte dat om het werkelijke probleem heen is gebouwd. Daarnaast is het een uiting van identiteit, een trend die evengoed in een andere vorm had kunnen komen.

Wanneer is een opgevoerde fatbike een elektrische snorfiets?

Het grotere dilemma is natuurlijk simpelweg het fenomeen van de elektrische fiets, of die nu fat is of niet. Dit dilemma is naast juridisch ook vooral filosofisch van aard. De juridische impasse komt voort uit het filosofische probleem. Met een snorfiets, in de vorm van een scooter bijvoorbeeld, mag je niet harder dan vijfentwintig kilometer per uur rijden én je moet een helm op. Daarnaast moet je hem laten registreren, verzekeren en er een rijbewijs voor halen. Ook moet je minimaal zestien jaar oud zijn. Dan een elektrische fiets. Ook daarop mag je vijfentwintig kilometer per uur rijden. Je hoeft echter géén helm op, hoeft níks te laten registreren, hoeft géén zestien jaar oud te zijn en ook géén rijbewijs te halen.

Een filosofisch raadsel: wat is het verschil tussen een elektrische snorfiets en een elektrische fiets? Niets, natuurlijk. In beide gevallen gaat het om twee wielen, een (elektro)motor, een zadel en een stuur. Er is geen concrete eigenschap die de één wel heeft en die bij de ander ontbreekt. Zo bekeken is de fatbike een schitterende confrontatie met de soms totale willekeur van onze ratio en de daaruit voorkomende beleidsvorming. De (opgevoerde) fatbike is een voertuig dat blijft volhouden: ‘Ik ben een fiets, ik ben een fiets’, terwijl iedereen kan zien dat hij eigenlijk iets heel anders is. Hij is meer scooter dan fiets (we zouden de buddyseat als argument daarvoor kunnen aanvoeren), maar omdat niemand nog kan zeggen wat nu eigenlijk het verschil is tussen fiets en snorfiets, komt de fatbik ermee weg.

Een scooter is simpelweg iets waarvan men zegt: ‘Dit is een scooter.’ Een fiets is iets waarvan men zegt: ‘Dit is een fiets.’ Het voertuig, in beide gevallen, heeft dus geen inherente, onderscheidende karakteristieken, maar neemt simpelweg de vorm aan van hetgeen erop wordt geprojecteerd. De naam bepaalt de essentie, in plaats van andersom. Dus wat moet je dan, als wetgevende macht? Als agent op straat? Of als burger?

Maatregelen tegen de opgevoerde fatbike

Tijd voor actie? Drieënveertig gemeentes ondertekenden een brandbrief aan demissionair minister Harbers van Infrastructuur en Waterstaat. Ze vrezen voor de verkeersveiligheid. Er worden steeds meer ongevallen gerapporteerd, al kunnen de cijfers nog niet echt een beeld geven van de rol die specifiek de (opgevoerde) fatbike hierbij speelt. Toch, zou je denken, hoef je geen statisticus te zijn om de conclusie te durven trekken dat kinderen die, zonder rijbewijs en zonder helm, met vijftig kilometer per uur fluitend door de stad ‘gassen’, flink meer risico lopen om een ongeluk te krijgen en letsel bij derden te veroorzaken.

Het heeft even geduurd, maar inmiddels zijn er plannen en wordt er actie ondernomen. Vanaf 2024 heeft de politie beschikking over veel meer rollerbanken. Die maatregel is waarschijnlijk de meest efficiënte en eerlijke; je stelt een toegestane maximum snelheid vast en beboet ‘zonder onderscheid des vervoersmiddels’ iedereen met een voertuig dat harder kan dan dat. Scooterrijder, fatbike-rijder, elektrische-fietsrijder; heb je te veel vermogen, dan krijg je een boete.

De bizarre willekeurigheid van het wettelijke verschil tussen snorfiets en elektrische fiets, en de reglementaire consequenties die er het gevolg van zijn, is daarmee echter niet verholpen. De fatbike is, ook als hij niet harder kan dan vijfentwintig kilometer per uur, nog steeds dit: een snorfiets waarop je kunt rijden onder de zestien, zonder helm en zonder rijbewijs. Er gaan daarom stemmen op voor verregaandere maatregelen. Op een elektrische fiets moet je voortaan een helm op. Je moet hem WA-verzekeren, zoals je ook bij een snorfiets doet. Ook een kenteken erop graag. En onder de zestien mag je er überhaupt niet op rijden.

Ik weet het niet joh. Ik word ook wel eens ingehaald door fietsers zónder elektrische ondersteuning. Die gassen ook zo twintig tot vijfentwintig kilometer per uur, en als zij een ongeluk hebben, of een ongeluk veroorzaken, kan een helm evengoed het verschil tussen leven en dood betekenen. Moeten dan niet gewoon álle fietsers een helm op? Goed, ik snap dat we het hier vooral over de jeugd hebben. Maar je kunt moeilijk zeggen: tot je achttiende moet je sowieso een helm op. Of kan dat wél? Hoe veilig moet het precies zijn eigenlijk? Wanneer laat je iets een beetje los en wanneer trek je de touwtjes juist strakker aan?

Kijk ik diep in mijn hart, dan ben ik een voorstander van die verregaande maatregelen. Dus: voor een elektrische fiets gelden voortaan dezelfde voorwaarden als voor een snorfiets, klaar. Heb je geen zin in die bureaucratische rompslomp, of ben je onder de zestien, dan heb je pech. Rij dan maar gewoon op een normale fiets. Gebruik je lichaam. Bewéég, stelletje luie niksnutten.

Lees ook: AliExpress verkoopt razendsnelle fatbikes voor onder de 500 euro

Negentig kilometer per uur

En toch. Man, wat had ik vroeger graag op een opgevoerde fatbike gereden. Op mijn twaalfde al op zo’n ‘kindermotor’ kunnen gassen, wat een droom. En dan zo’n geheim hendeltje erop, wat ze blijkbaar allemaal hebben, waarmee je stiekem vlug de fabrieksinstellingen kunt activeren, zodat het ding ineens niet meer sneller dan vijfentwintig kan. Dat een agent je aanhoudt maar niks kan vinden. Breed grijnzend bij hem vandaan rijden. Wat een genot.

Ik weet nog, vroeger bij ons thuis, dat mijn oudere broer een Suzuki TS aanschafte. Dat is een crossbrommer. Wit met blauw. Oogverblindend mooi, zeker voor het kind dat ik toen was, tien jaar jonger dan hij. Hij voerde het ding uiteraard op. Negentig kilometer per uur haalde hij. Af en toe mocht ik voorop, tussen zijn armen, en reden we een paar blokken om. De ervaring was gelijk aan een ritje in de achtbaan. Alsof we zouden opstijgen. Hij had die brommer een jaar en heeft er toen een ongeluk mee gehad. Klapte op een auto van rechts op een provinciale weg. Een helm op, gelukkig.

De afloop had een stuk ernstiger kunnen zijn, maar toch, hij verneukte zijn knie, waar hij tot op de dag van vandaag, vijfendertig jaar later, last van heeft. Het was in de tijd van de dienstplicht; daar kwam hij mooi onderuit. Door die knie dus. Zo kan het leven lopen; je weet nooit waar iets toe leidt. Onze moeder haatte die Suzuki, dat weet ik wel. Ze hield continu haar hart vast. Later werd de crossbrommer gestolen, zoals nu ook die fatbikes steeds worden gestolen, of zelfs afgepakt onder bedreiging met mes of vuurwapen.

Ik ken een jongen en die kocht er eentje, een fatbike dus, voor het luttele bedrag van drieduizend euro. Tja, dan krijg je dat. Met glimmende voorwerpen trek je eksters aan. ‘Maar ik heb hem verzekerd’, vertelde hij me, deze twintiger, werkzaam als magazijnwerker bij een bedrijf dat handelt in palmbomen. ‘En er zit een tracker op.’ Hij kwam er laatst mee showen. Een motor, vond ik het. Wat het in ieder geval níét was, was een fiets. Ik mocht er een stukje op rijden. Het was heerlijk. ‘Geniet ervan’, zei ik. Nu het nog kan, dacht ik.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)

Meer

Meer van JFK