In iedere editie van JFK vind je de column van Eus, oftewel, een persoonlijke bijdrage van schrijver Özcan Akyol. En uiteraard verschijnt die column ook hier, online.

Een paar jaar geleden werden we gewekt door de politie en de FIOD, die hardhandig onze buurman kwamen inrekenen, meteen daarna doorzochten ze zijn huis. Alle andere bewoners van ons complex keken bezorgd toe, maar ik rook een kans, dat pand wilde ík hebben.

Ik kreeg de indruk dat we onze buurman voorlopig niet meer terug zouden zien, bijvoorbeeld door de kogelvrije vesten die de voorhoede van dit team droeg.

‘Denk je dat ik binnen mag kijken?’, vroeg ik aan Anna, die op dat moment zwanger was.

‘Je bent gek. Ze willen echt geen pottenkijkers.’

Ik streelde haar bolle buik. ‘Het is voor onze toekomst. We hebben meer ruimte nodig.’

‘Kansloos’, zei ze. ‘Dat gaan ze nooit accepteren.’

Vijf minuten later glipte ik door de meute heen, naar het pand van de buurman, die zelf inmiddels in een arrestantenbusje zat. Hij schreeuwde dingen als: ‘Hoerenzonen, klootzakken en objection, your honor’.

Aparte kerel.

Later bleek dat hij 91 aliassen had en in die hoedanigheid overal van alles bestelde, zonder naderhand daadwerkelijk af te rekenen.

Fotootjes schieten

Binnen zag ik vooral veel kitsch, van schilderijen die licht gaven tot marmeren tegels in de badkamer. Af en toe werd ik aarzelend begroet door een agent, die me denk ik vaag herkende, maar niet precies wist waarvan. Terwijl zij fotootjes schoten, deed ik hetzelfde.

‘We moeten het doen’, zei ik bij terugkomst tegen Anna. ‘Het is echt een ruim pand.’

‘Je hebt wel beelden gemaakt, toch?’ Dat had ik zeker gedaan. Amper twee maanden later woonden we in het huis. De baby kwam er bijna aan, daarom liep ik alle winkels af.

Het maakte niet uit waar ik iets wilde kopen, bij de kastenmaker, de gordijnenman of de badkamerkamerspecialist, overal werden ze boos of bang of gewoon argwanend.

‘Je moet alles vooraf betalen’, kreeg ik dan te horen. ‘Eigen schuld.

‘Maar ik ben niet verantwoordelijk voor die geschiedenis.’

‘Dat gaan we dan eerst onderzoeken.’

Van de weersomstuit nam ik, om van het gezeur af te zijn, telkens een kopie mee van een krantenartikel, waarin ze zelf konden lezen over de strapatsen van die kerel.

Imago van Eus’ adres

Het imago van ons adres is nog steeds bezoedeld. En zoals dat wel vaker gaat, ontstaan er plotseling nieuwe verhalen. Als ik nu ergens spullen wil kopen en mijn straat en huisnummer noem, roepen verkopers algauw: ‘Eerst even die oude rekening aftikken.’

Als ik me wil verdedigen, krijg ik te horen dat ze het artikel zelf in de krant hebben gelezen, met een foto van mij erbij. Ik leg dan uit dat ik columnist ben. En dat ze mijn afbeelding in een andere context zagen. Het mag zelden baten – de mythe is krachtiger dan de waarheid.

Ergens past het wel bij mijn verleden van bad guy. Maar inmiddels ben ik stiekem een burgerman. Hopelijk gaan de ondernemers in mijn woonplaats dat ook snel inzien.

Reacties

Geef een reactie

(verplicht)

Meer